Kooktermen

Bruin laten worden, kleur doen krijgen, gaar laten worden in een hete vetstof.

Het geheel ondergedompeld in hete olie of vet krokant gaar bakken van verse producten zoals vlees, gevogelte, (goed drooggedepte) vis, groenten, aardappelproducten en snacks. In een aantal gevallen (zoals bij vis) is een beslag nodig om uiteenvallen te voorkomen. Baktemperatuur: 170-190ºC.

Blanke ragout.

Sterk afkoelen.

Hoopje bloem met in het midden een gat, om andere elementen van het deeg toe te voegen.

Ingekookte bouillon of jus die gebruikt worden als basis voor soepen en sausen.

Het bekleden van een bakvorm met deeg of het bekleden van een pan of schotel met bepaalde groenten enz. voor het braiseren van vlees.

Manier van bereiden waarbij meestal vis en eieren op een laag gestoofde spinazie gelegd worden. Het geheel wordt bedekt met morneysaus, bestrooid met geraspte kaas en gagratineerd in de oven.

Halve maantjes van bladerdaag die gebruikt worden als garnituur bij sommige gerechten.

Het in brand steken van een sterk alcoholische drank die over een warm gerecht werd gegoten (bv cognac, whisky, ...).

Mengsel van fijngehakte groene kruiden.

Graatloze repen vis, stukjes gevogelte zonder been of bepaalde stukken groot vlees, meestal de haas.

Het van de graat nemen van vis of het van het bot nemen van gevogelte.

Fijngehakte ingrediënten door elkaar gemekt voor het vullen van bevoorbeeld wild, kip, kalkoen, ...

Wild op een koele plek laten rusten (8 dagen of meer) om het vlees te vermalsen en om bijzondere ‘bestorven’ smaken op te wekken.